Muziek verbroedert. Tenminste, dat heb ik altijd gedacht. Met honderden wildvreemden naar een paar DJ’s in een glazen huis luisteren en allemaal tegelijk bedenken dat ze het in Afrika toch wel erg slecht hebben. Mooi is dat. Door de muziek de mensen op één en dezelfde gedachte krijgen. In België is dat anders. Daar staat muziek tegenwoordig gelijk aan ruzie en stampei. Dat zie je in het openbaar vervoer.
In Brussel is men het gewend om muziek af te spelen in de metro. Heerlijk vinden reizigers dat. In de ochtendspits staan ze als krioelende larven op elkaar gepakt. Met een beetje pech vertoef je met je neus in de oksel van de kleerkast voor je. Probeer dan nog maar eens om met je ene halfvrije hand een slok lauwe koffie naar binnen te werken. Op de muziek van Bill Withers. Lekker relaxed wakker worden zoals dat heet. Zo ging het dag in dag uit. Totdat het metrobedrijf bedacht om bij wijze van experiment af en toe Franstalige liedjes uit internationale hitlijsten te draaien. Dat hebben ze geweten! Het regende klachten bij het bedrijf. Mensen die woedend door de telefoon schreeuwden dat er dan ook Nederlande liedjes gespeeld moesten worden. “Amai, het is een tweetalig land toch zeker, dan kunt u met uw zotte kop toch wel begrijpen dat ik ook zeker Clouseau wil horen ’s ochtends?”
Jacques Brel zou zich in zijn graf omdraaien als hij dit nieuws hoorde. Inwoners van zijn geliefde België, die elkaar de metro uitvechten, omdat ze alleen liedjes in hun eigen taal willen horen. Twee talen in één land, dat is altijd een belangrijke reden geweest dat deze Franstalige Vlaming van zijn land hield. Niet voor niets nam hij naast zijn vele Franse liedjes, een aantal daarvan ook in het Nederlands op. Net als de illustere Salvatore Adamo trouwens. Het waren zangers die begrepen dat de taal van de muziek de Belgen juist met elkaar verbond. Tegenwoordig zijn de Belgen als een hopeloze rockband. Na veel bombarie gaan ze uit elkaar en het is voor iedereen beter als ze nooit aan een hereniging denken.